28 maart 2022

Onze jachtige levens


In de voorbije twee jaar van pandemie waren de levens van de meeste mensen niet heel jachtig. We hadden het zeker wel druk en voelden ons bekneld en soms zorgelijk, maar jachtig in de zin van vol passie dan weer dit en dan weer dat najagen, nee dat niet.  Zo de afgelopen paar weken kwam er weer iets van die houding, dat gevoel bovendrijven in de stad, waar de terrassen zich wentelden in de voorjaarszon en de drukte van toeristen op straat zienderogen toenam. Op het werk voelde het tempo weer hoger aan. Fijn om mensen te zien, meer energie. Gelach. Feestjes. Omhelzingen. Samen iets ondernemen. De weg naar het jachtige leven ligt, zelfs met die akelige oorlog van Rusland tegen Oekraïne, weer open…

De helder zonnige tijd van anderhalve week geleden deed me terugdenken aan het begin van de pandemie, twee jaar geleden. Hoe plotseling het leven stil lag, de lucht helderblauw werd, met nog maar een enkele vliegtuigstreep doorkliefd. De stilte in de stad. De eerste voorzichtige wandeling naar de Japanse Bloesemtuin in het Amsterdamse Bos. Ondeugend naar het Twiske, waar een groot bord waarschuwde: ‘Ga niet naar het Twiske’. Hoe we alles scherper, helderder waar namen. Eigenlijk was dat ook wel genieten.

Met even zo grote teugen geniet ik eerlijk gezegd nu weer opnieuw. Wandelen in de Japanse Bloesemtuin is veel relaxter. De strepen in de lucht op een stille zonnige zondagochtend voelen vertrouwd, en ook een beetje verwend, aan. En dan ook weer gewoon over straat kunnen, mensen zien en omhelzen, in groepen zijn.

Moeten we nu bang zijn dat het jachtige leven het weer gaat overnemen en dat we ons weer laten verblinden door de korte termijn jacht op onze passies? Nee, ik denk van niet, omdat mindfulness ons de weg kan wijzen. En ik vond inspiratie voor die stelling in het boek Sneeuwpanter van de Franse schrijver Sylvain Tesson, waar hij de tocht beschrijft die hij ondernam om dit prachtige Tibetaanse dier in beeld te brengen (in een boekrecensie zal ik daar meer over schrijven). Daarvoor was uren de wacht houden nodig en dat stond haaks op zijn leven als moderne reiziger die vanuit Parijs zijn passies najoeg. In een kloof turen zonder garantie op succes. Kou lijden zonder te weten of het iets zou opleveren. Tegenover het ‘alles en wel nu’ van de moderne krampachtigheid stond het ‘waarschijnlijk niets, nooit’ van het dieren sportten.

Tesson realiseert zich uiteindelijk dat je helemaal niet op vijfduizend meter hoogte in de Himalaya hoeft te zijn om echt te observeren. En zijn besef klinkt als een manifest voor een mindful leven:

“Het fantastische van die oefening die je overal kunt doen, is dat je altijd waar voor je geld krijgt. Voor het raam van je slaapkamer, op het terras van een restaurant, in een bos of aan de waterkant, in gezelschap of alleen op een bankje – het enige wat je hoeft te doen is je ogen goed de kost geven en wachten op wat er komen gaat. Dat krijgt je nooit te zien als je niet alert blijft. En als er niets gebeurt, is de doorgebrachte tijd waardevol door de aandacht die je eraan besteed hebt. Observeren was een handelwijze. Het moest een levenswijze worden.”