Mediteren heeft me veel goeds gebracht: een gemakkelijker toegang tot rust en kalmte, meer helderheid van geest, en een productiever en weldadiger omgang met emoties. En toch vraag ik me met enige regelmaat af wat de zin is van mediteren. Tijd doorbrengen op een kussen om aandacht te schenken aan mijn fysieke en mentale ervaringen. Waarom zou ik eigenlijk?
Een veel gegeven antwoord op die vraag is dat je door te mediteren de dingen gaat zien zoals ze zijn. Je klopt het stof eraf, laat je oordeel over de situatie achterwege en kijkt met een frisse blik en schone lenzen naar de ervaring zelf. Je gaat beter zien, meer direct en meer natuurlijk, is dan vaak de implicatie. Bij dat laatste, als gezegd wordt ‘meer natuurlijk’ ontstaat bij mij twijfel, want waarom zou de ene manier van observeren van de ervaring een meer natuurlijk beeld opleveren dan de andere? De belofte die er nogal eens aan gekoppeld wordt door diverse meditatiestromingen is dat op die manier als vanzelf (sic!) nieuw inzicht ontstaat. In de moderne mindfulnessbeweging bijvoorbeeld de mogelijkheid van een ‘bewuste respons’ op een situatie, in het klassieke boeddhisme die van ’verlichting’, of die nu in het huidige leven of in de verre toekomst gerealiseerd zal worden.
Mijn aarzeling begint bij de woorden ‘natuurlijk’ en ‘als vanzelf’. Het lijkt daardoor alsof we een richting van denken en handelen krijgen aangereikt zonder dat daarbij een oordeel of een ethiek een rol speelt. En alsof het nieuwe, frisse inzicht als vanzelf een bétere richting van ons handelen impliceert.
Het was met die twijfel rondom het antwoord op de vraag wat de zin van mediteren is dat ik recent de tentoonstelling Hockney’s Eye bezocht in het Teylers Museum in Haarlem. Op die tentoonstelling stonden niet zijn prachtige schilderijen centraal, maar ging het om zijn levenslange preoccupatie met hoe we de wereld om ons heen zien en dat weer uitdrukken in schilderijen en tekeningen. We zijn allemaal gewend aan het lineaire perspectief, zeg maar het verdwijnen van de lijnen naar de horizon, en dat perspectief dat zeker in de fotografie dominant aanwezig is, stelt Hockney radicaal ter discussie. Voor mij was dat een kapstok om het ‘natuurlijk zien’ van ervaringen in het mediteren anders te bekijken.
Een landschap is ‘ruimtelijke opwinding’, aldus Hockney. En zo is het ook met het landschap van onze ervaring volgens mij. De afwisseling van sensaties, stemmingen en gedachten is veelkleurig, onverwacht en spannend. Iedereen die wat langer mediteert zal dat erkennen. Wat we meemaken is afwisselend en complex, en ook al zijn er soms patronen in te herkennen, het is nooit vast te pakken vanuit een eenduidig, lineair perspectief. Alles beweegt, ‘panta rhei’ zoals de Grieken al zeiden. Beweging als gevolg van verwachtingen en context, zichtbaar in dynamische motieven en levendige kleuren, aldus Hockney. In het mediteren ga je niet één, natuurlijk perspectief zien, maar verken je juist het veelzijdige landschap van ervaringen, motieven, beelden en bewegingen. Zintuigelijke landschappen noemt Jon Kabat-Zinn, een van de inspiratoren van de hedendaagse niet-religieuze mindfulness, die: de landschappen van geluid, lucht, aanraking, geur, smaak, stemming en denken.
De tentoonstelling sloot aan bij die invalshoek en toonde Hockney’s werk niet in een natuurlijke ontwikkeling, maar vanuit zijn queeste om de dimensies van de reële wereld zo dicht mogelijk bij onze ervaring af te beelden. En daarvoor moeten we breken met het lineaire natuurlijke perspectief.
Een prachtig voorbeeld daarvan is het videokunstwerk Woldgate Woods, Winter 2010 waarin hij 9 gezichtspunten van digitale camera’s projecteert als één geheel en zo het lineaire perspectief van de weg door het bos radicaal doorbreekt. “De meeste mensen hebben het gevoel dat de wereld eruit ziet als een foto” en dat dat de natuurlijke manier van zien is. Maar onze ervaring is veel breder en gevarieerder, zegt hij. Het is geen tramrails naar de horizon, die als vanzelf naar voren komt als we rustig kijken. Integendeel, onze ervaring is veel fluïder. “Ons oog beweegt de hele tijd. Als mijn oog in een bepaalde richting beweegt, dan gaat het perspectief ook in die richting. Dus is het voortdurend aan het veranderen”.
Hockney’s uiteindelijke conclusie was dat hij zijn schilderwerk niet langer zag als een vorm van afbeelden maar het ging zien als een vorm van tekenen. En zo is het denk ik ook met mediteren. Het gaat er niet om een afbeelding te zien van onze ervaringen, maar om met behulp van ons onbevangen observatievermogen verschillende perspectieven te gaan zien in de stroom van onze ervaring. Kijk maar naar zijn Viewers Looking at a Ready-made with Skull and Mirrors. Er is niet één natuurlijk perspectief dat we ‘als vanzelf’ ontdekken, zoals een foto een lineair naar de horizon weglopend perspectief neerzet. De handeling van het mediteren is juist dat we het ene perspectief, onze gewoonteperspectief, loslaten en ruimte maken voor meer diversiteit, meer gezichtspunten. En in die diversiteit opnieuw onze waarden kunnen uitdrukken met een kritische openheid die het lineaire perspectief niet gaf. We tekenen als het ware onze perspectieven als scenario’s van mogelijkheden.
Dat is de zin van mediteren. “I began to see for the first time the way things worked, the way my mind was working” (David Hockney).
Deze blog is geïnspireerd op de tentoonstelling Hockney’s Eye in het Teylers Museum en het bijbehorende prachtig geïllustreerde fotoboek Hockney’s Eye. The Art and Technology of Depiction.